Drijvende brandkasten

Waar de scheepsramp met de Titanic toe leidde…

Post te water

Begin 20ste eeuw werd post naar de verschillende continenten voor een groot deel over zee vervoerd. Er gebeurden wel eens ongelukken, waarbij een schip met man en muis verging, of door brand aan boord de post als verloren beschouwd kon worden.
Al rond 1910, maar vooral door de scheepsramp met de Titanic in 1912, kwam uitvinder en ondernemer Cornelis van Blaaderen (1875-1933) op het idee een speciale scheepsbrandkast te construeren. Deze scheepsbrandkast zou in het water moeten blijven drijven wanneer het schip zonk. Licht- en geluidsignalen gaven de locatie in het water aan, en dat maakte het voor andere schepen mogelijk de brandkast uit het water te takelen en zo kon de inhoud van de brandkast dan gered worden.

De NV Maatschappij tot Exploitatie van Van Blaaderen's Drijvende Scheepsbrandkasten

Van Blaaderen richtte een naamloze vennootschap op en al in 1913 wendde hij zich tot het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie met het aanbod om zijn brandkast te gaan exploiteren. De exploitatie zou kunnen plaatsvinden in eigen beheer of in samenwerking met rederijen, die een brandkast op het dek van hun schepen konden plaatsen.
Directeur Bronsing van Stoomvaartmaatschappij Nederland was een persoonlijke vriend van Van Blaaderen. Deze vriendschapsband heeft geholpen bij het uiteindelijk doen plaatsen van drijvende brandkasten op de mailboten van de Nederland.

Prototype en demonstratie

In 1914 gaf Van Blaaderen in aanwezigheid van de Directeur-generaal der Posterijen een demonstratie van een model van een drijvende brandkast. De invoering van de brandkast leek vanaf dat moment nog maar een kleine stap. Deze leek bovendien versneld te worden door de brand op het stoomschip Rotterdam in 1915, waarbij verzekerde, aangetekende stukken van hoge waarde beschadigden of volledig vernietigd raakten. Daarnaast ging er scheepspost verloren toen het stoomschip Koningin Emma in de Eerste Wereldoorlog verging.
De realisatie van de brandkasten en de bijbehorende zegels sleepte echter voort. Oorzaak hiervoor waren de meningsverschillen over de mate waarin de gebruikers extra dienen te betalen voor deze voorziening, over de hoogte van het te betalen vervoersrecht en over de rol die elk der drie partijen in deze zaak speelden: Van Blaaderen, maatschappij Nederland en de Posterijen. De discussie duurde tot in 1920.

Een ondernemer met een lange adem

In 1920 werd in een contract afgesproken dat Van Blaaderen de juiste brandkasten zou leveren, de maatschappij “Nederland” deze op haar boten zou plaatsen en de Posterijen speciale zegels zou verkopen, waarmee de productie van de dure kasten langzaam kon worden afbetaald.
De speciale brandkastzegels werden op kosten van Van Blaaderen bij de firma Joh. Enschedé in Haarlem gedrukt. De Posterijen hield toezicht op de vervaardiging van de zegels en kreeg de beschikking over de zegels. De Staat ontving drieachtste deel van de opbrengst van de verkoop van de zegels, de rest ging naar Van Blaaderen. Hij is er niet rijk van geworden ...

Brandkastzegels

Van Blaaderen is er van overtuigd dat zijn scheepsbrandkasten er komen, en de kosten door speciale zegels gedekt zullen worden. Al in 1919 blijkt hij vijf kunstenaars gevraagd te hebben om ontwerpen in te dienen. 
In de schetsontwerpen die C.A. Lion Cachet, L. Gestel, J.B. Heukelom, J.Ponstijn en P. Wiegman maken moet duidelijk worden dat deze plakzegels anders van karakter zijn dan de normale frankeerzegels. 

Een ontwerp van Lion Cachet en twee ontwerpen van de hand van Gestel worden gekozen om verder uitgewerkt te worden. Eerst worden pentekeningen gemaakt voor de graveur en in april 1920 worden proefdrukken aangeboden aan de directeur-generaal der Posterijen. 
Eind 1920 worden de brandkastzegels gedrukt bij Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem. Met ingang van 1 februari 1921 kunnen de zegels aan de loketten van de postkantoren verkocht worden.

Van Blaaderen ten onder

Misschien kwam de realisatie van de speciale scheepsbrandkasten voor Van Blaaderen te laat. Er waren weinig mensen die er uiteindelijk gebruik van maakten. Per overtocht werden slechts enkele brieven in de scheepsbrandkast vervoerd. Deels waren de te vervoeren stukken dan ook nog van filatelisten, die zo een poststuk met brandkastzegel konden toevoegen aan hun collectie.
Steeds minder vaak raakte een schip door een ramp getroffen en bovendien kreeg de luchtvaart de overhand, wat een veel snellere vervoersmethode bleek. Toen duidelijk werd dat er sprake was van een mislukking, verslechterden de contacten tussen de Posterijen en Van Blaaderen.  Nog geen drie jaar na de lancering viel op 1 september 1923 definitief het doek en kon er geen gebruik meer worden gemaakt van de brandkastzegels. Wie nog zegels had kon deze tegen contant geld inruilen op het postkantoor.